Foto: R. Amesz

woensdag 16 oktober 2013

Hans van de Waarsenburg op de Engelstalige poëziemarkt






¶ Hans van de Waarsenburg, The past is never dead.Londen: Eyewear Publishing, 2013, 182 pp., ISBN 978-1-908998-09-5, pb., € 15,99 / £ 12,99. 

Hans van de Waarsenburg op de Engelstalige poëziemarkt

De in Helmond geboren Hans van de Waarsenburg publiceerde zijn eerste bundel in 1965 en vestigde na een wat moeizame start zijn naam als dichter. Met een ruim bemeten bloemlezing met vertaalde gedichten bestormt hij nu ook het Engelstalige publiek.

door Albert Hagenaars

Sinds ongeveer 35 jaar wordt er relatief veel Nederlandstalige literatuur vertaald. Het succes van in andere talen overgezette romans, op de eerste plaats van Mulisch, Claus en Haasse en iets later ook van Wolkers, ’t Hart en vooral Nooteboom, speelde een rol. Maar ook het gezamenlijke optreden van Nederland en Vlaanderen als gastlanden op de Frankfurter Buchmesse in 1993 deed veel goeds. Volgens de Koninklijke Bibliotheek gaat het sindsdien om gemiddeld vijfhonderd vertaalde titels per jaar. Andere bronnen reppen van nog hogere cijfers. Maarten Valken, hoofd Vertaalbeleid van het Nederlands Letterenfonds, noemde in een essay uit 2012 zelfs duizend titels, maar dat is inclusief quality non-fiction ofwel literaire non-fictie.
De poëzie moet daar om de bekende redenen ver bij achterblijven. Hoewel diverse goede vertalers bijzonder actief waren of zijn, ik noem slechts James Brockway (1916-2000) en John Irons, gebeurt het maar zelden dat complete overzichten van een oeuvre in een andere taal verschijnen zoals dat gebeurde met al Nijhoffs gedichten in het Russisch. Nee, meestal gaat het om tweetalige bloemlezingen en, vaker, kleine selecties zoals Contre l’oublivan Hans Faverey (Éditions Joany) en How to Start a Wine Cellar van H.H. Ter Balkt (Bridges Books).

Hans van de Waarsenburg. foto Gerard van Hal

Wales
In dit kader is het zonder meer verheugend dat nu een boek verscheen van bijna tweehonderd pagina’s met alleen Engelse vertalingen van gedichten van Hans van de Waarsenburg (Helmond 1943), een dichter die in 1965 poëtisch zwak maar inhoudelijk interessant begon en die sindsdien gestaag sterker is geworden. Het gaat om The Past is Never Dead, een keuze uit bundels vanaf 1981. De meeste vertalingen zijn van de hand van Peter Boreas, de uitgever is Eyewear Publishing. Dit betrekkelijk nieuwe Londense bedrijf richt zich op poëzie en gaf al enkele tientallen boeken uit.
Vrijwel alle teksten doen moeite om minstens één strofe in deze noodgedwongen korte bespreking te krijgen. De eerste die dat lukte is The boathouse at Laugharne, verwijzend naar het schrijfhok van Dylan Thomas aan de zuidkust van Wales, uit de bundelWhere the blue ends (1987). De eerste drie strofen van dit gedicht:

We’re having tea and write picture postcards
Light of forgetfulness hangs over the Irish Sea
Beyond this the ocean treading water
Stanzas in a posthumous tourist life

Thirty-nine, thirty-nine. A few more months to go
Ambiguous in death or one’s birthday
Saving up thirst like ebb, until the tide washed
The boathouse, the wind returned with sluggish motion

You sat down, I stood about. How much longer
This going places together, out of time
This never-ending dream of ships departing
An emigrant going down in blotchy corn

Ofschoon het Nederlandse origineel dus niet werd opgenomen, wil ik dat hier toch laten lezen:

We drinken thee en schrijven ansichtkaarten
Licht van vergetelheid hangt over de Ierse Zee
Verderop het watertrappen van de oceaan
Stanza’s in een postuum toeristisch bestaan

Negenendertig, negenendertig. Nog enkele maanden te gaan.
Hoe kun je dubbelzinniger sterven of verjaren
Als eb de dorst opsparen, tot vloed het boothuis
Omspoelde, wind terug waaide met trage gebaren

Jij ging zitten, ik bleef staan. Hoe lang nog
Dit samen gaan naar plaatsen, buitentijds
Die nimmer rustende droom van vertrekkende schepen
Een emigrant ten onder in vlekkerig graan

Het is waar, Van de Waarsenburg schrijft schijnbaar zeer eenvoudig maar elke vertaling kent nu eenmaal haar eigen opgaven. De potentiële vertaalproblemen schuilen hier natuurlijk in de regels 3, 6, 8, 10. Het is opvallend te zien hoe dicht de vertaler bij het origineel blijft, maar soms voorzichtig verbeteringen weet aan te brengen, de zegging compacter maakt zonder iets te verliezen zoals in regel 6. Ook geeft hij af en toe meer diepte.
To wash, bijvoorbeeld, heeft meer betekenis dan ‘omspoelen’. In figuurlijke zin kan het ook zuiveren worden, belangrijk juist bij Thomas’ poëzie, en daarnaast nog bedekken en zelfs meesleuren. Dat is al heel wat gevaarlijker dan omspoelen en maakt het betreffende fragment dus spannender. Het omgekeerde gebeurt ook, waar het Nederlands meer spankracht behoudt dan het Engels.

Verwarrend
De andere vertalers zijn Peter Nijmijer (met vijf titels, inclusief titelreeksen waaronder bovenstaande drie strofen), Peter Galinski (één reeks) en Claire Nicolas White (twintig gedichten van Zeeschappen / Seascapes). Toch zorgen de bijdragen uit verschillende hoeken dankzij ook de stilistisch sterke eenheid van Van de Waarsenburg niet voor een stijlbreuk.
Verwarrend is dan weer wel dat de titel ‘Dream in time of the hunted’, genoemd in de Notes, nergens in de bundel is te vinden, evenmin als ‘Evening fall’, tenzij daarmee ineens ‘Evening light’ bedoeld zou zijn. Jammer van deze slordigheden. Ook vreemd is – het wordt althans niet verklaard – dat het vers ‘Asparagus, asparagus’ door Galinkski werd vertaald, terwijl de rest van de gedichten uit de betreffende bundel, ‘The thirst of ports’, van de hand van Nijmeijer is! Voor zover al mogelijk, nemen de meeste lezers deze merkwaardigheden niet of nauwelijks waar. Zij zullen zich, en terecht, meer op de teksten richten dan op de indeling van deze bundel.


Lyricus
Waar gaan de gedichten zoal over? De flaptekst zegt: ‘Here are poems set on the beaches of childhood, in the bars of young manhood, and on the deathbeds of old age.’ Hoewel de hierin gesuggereerde ontwikkelingsgang van peuter tot grijsaard niet opgaat, spelen belangrijke, niet zelden initiërende levensmomenten, en niet alleen in die van de dichter zelf, nadrukkelijk een rol.
Als Van de Waarsenburg er als lyricus toe doet, zoals ik in eerdere besprekingen beweerde, komt dat op de eerste plaats door zijn niet aflatend peilen naar de essentie, en dit bij voorkeur in een weliswaar strofische maar toch achteloos overkomende vorm. Geen toeters en bellen, geen effectbejag, geen modieus geneuzel bij hem, maar de volledige nadruk op datgene waarvan hij wil getuigen. Het motief tijd is onvermijdelijk maar ook reizen en het water in de meest uiteenlopende gedaanten zoals zee, meer, rivier, havens, drank spelen een grote rol. Eén gedicht heet zelfs ‘The sea, the journeys’!
Ik geloof dat het verhalende karakter van veel van zijn gedichten goed aansluit op wat gemakshalve de Angelsaksische traditie genoemd mag worden. Ongetwijfeld bepaalde de dichter zijn keuze mede door aan te sluiten bij wat de nieuwe lezers waarschijnlijk al weten of kennen, bijvoorbeeld het dichterschap van bovengenoemde Dylan Thomas, Lowry’s meesterwerk Under the Volcano, de Nocturnes van de Ierse componist John Field, een optreden van Bill Haley en regels van Faulkner. Aan die laatste ontleende hij ook de titel van dit boek waarmee hij tegelijk het centrale thema aangeeft. Het volledige citaat van Faulkner luidt: ‘The past is never dead. / It’s not even past.’
Anderzijds zijn er juist tal van verwijzingen naar de Lage Landen die, wie weet, voor dit nieuwe publiek exotische trekjes hebben. Zo bijvoorbeeld Van de Waarsenburgs huidige woonplaats Maastricht, zijn vier vroegtijdig gestorven collega’s Pernath, Snoek, De Coninck en Van Vliet, het klassiek geworden Canto Ostinato van Simeon ter Holt en de Zuidwal in zijn geboorteplaats Helmond. Zuidwal is zowel de titel van een driedelig locatiegedicht als de titel van een bundel en vindt nu dus als South Wall zijn weg in de Engelstalige wereld.
Al bij al zou het mij niet verbazen als de poëzie van Van de Waarsenburg, niet op de laatste plaats dankzij de uitstekende vertalingen, een betere ontvangst in haar nieuwe taalgebied krijgt dan ‘thuis’. Al mag de dichter over gebrek aan bijval in eigen land zeker niet mopperen.


©Brabant Cultureel / Brabant Literair – oktober 2013



Geen opmerkingen:

Een reactie posten